Statenkwartier van toen: Vier kerken voor de martelaren van Gorkum
door Karel Wagemans
In de kwart eeuw tussen 1890 en 1915 verdrievoudigde de Haagse bevolking. De bouw van diverse nieuwe woonwijken, waaronder het Statenkwartier, was het gevolg. En hierin verrezen – toen nog een vanzelfsprekendheid – ook kerken. Veelal waren die van rooms-katholieke signatuur, want vooral die geloofsgroep groeide sterk. Over de religieuze bouwlust in Den Haag noteerde De Volkskrant eind 1925 zelfs: “Drie kerken zullen er [deze] week worden ingewijd! Zou dat ooit elders wel eens gebeurd zijn? Wij gelooven het niet.”
Eén der kerken, waarop werd gedoeld, was die van de Heilige Martelaren van Gorkum. (De andere twee waren de St. Josephkapel in de Bevelandsestraat en de kerk van Onze Lieve Vrouw van Lourdes aan de 2e Messtraat; geen ervan is tegenwoordig nog in gebruik.) De parochie van dezelfde naam was in 1916 ingesteld en besloeg behalve onze wijk ook nog het Geuzenkwartier en enkele straten in Duinoord en Zorgvliet. De aanwas van het aantal katholieken in de omgeving en de beperkte ruimte die het (toenmalige) kerkgebouw van de Heilige Antonius Abt aan de Scheveningseweg bood, hadden er voordien al toe geleid om aan de Van Beverningkstraat een houten hulpkerk in gebruik te nemen. Onder leiding van de bekende architect Nicolaas Molenaar sr. was de bouw ervan in 1912 binnen drie maanden geklaard. De komst van dit kerkje, uitgevoerd in modern-Romaanse stijl, betekende voor vele gelovigen ook een fysieke verlichting. Want zoals het dagblad De Tijd in die dagen opmerkte: “Er waren parochianen van Scheveningen, die bijkans een half uur moesten loopen om hun kerk te bereiken.”
Als pastoor van de nieuwe parochie werd kapelaan Joannes Root (1875-1935) van de Heilige Antonius Abt aangesteld. Tot pastorie ging voorlopig de Van Boetzelaerlaan 63 dienen, later het adres van wielrenner Gerard Bosch van Drakestein. De tuin van dit huis grensde aan de achterzijde van de kerk in de Van Beverningkstraat en vormde aldus voor Root een korte doorsteek. Maar ook anderen wisten van die route gebruik te maken. Dat werd in april 1924 duidelijk, toen er via de tuin van de pastorie in de kerk bleek te zijn ingebroken. Een offerbus was leeggehaald en uit de sacristie was onder meer de zilveren hostiedoos gestolen. De daders zijn nooit gevat.
Een gebeurtenis van aangenamer aard, waarbij de kerk de landelijke én de koloniale pers haalde, vormde de inzegening daar van het huwelijk van de jurist Henri van Wageningen met Nederlands literaire lieveling uit die tijd, Annie Salomons. De bruid “zag er allerliefst uit [en] was gekleed in een crêpe de chine toilet, afgewerkt met Chantilly-kant, witte schoentjes en een grooten witten kanten hoed met een mooie struisveer over den rand. Zij droeg […] een prachtig bruidsbouquet van orchideeën en anjers,” zo liet Het Vaderland van 27 november 1924 zijn lezers weten. Over de ambiance oordeelde de correspondente van de Deli Courant: “Een lelijk klein kerkje, maar zang en orgel klonken goed.”
Op dat moment werd er al een maand of twee gewerkt aan de bouw van een formele parochiekerk, waarbij Nicolaas Molenaar opnieuw als architect optrad. Een foto in de Nieuwe Tilburgsche Courant van 24 december 1925 toont het resultaat. Gesitueerd op de huidige hoek van de President Kennedylaan en de Stadhouderslaan, ongeveer ter hoogte van de plek waar nu het Museon staat, oogt het gebouw nogal somber en gedrongen. Volgens een verslaggever van De Tijd was het nieuwe kerkgebouw, dat met “den kloeken toren” de gehele omgeving beheerste, echter bepaald “een sieraad voor het Statenkwartier”. Lof was er alom voor de fraaie ramen van gebrandschilderd glas, vervaardigd door glazenier Lou Asperslagh. De houten kerk in de Van Beverningkstraat werd afgebroken om in 1928 plaats te maken voor een garagebedrijf op de begane grond en een paar bovenwoningen (de huidige nrs. 209 t/m 215).
Vanwege de oorlogsomstandigheden werd het zilveren jubileum van de parochie van de Heilige Martelaren van Gorcum in 1941 sober herdacht. De opvolger van de in 1935 aan een hartkwaal overleden Root, pastoor Petrus van der Burg (1883-1975), bepaalde zich ertoe zijn kudde op te roepen om door een voorbeeldig geloofsleven God in dankbaarheid te eren voor de onschatbare weldaden hen in de afgelopen 25 jaar geschonken, aldus De Tijd van 18 oktober 1941. Twee jaar later was de gemeenschap uiteengevallen vanwege de evacuatie van de omgeving en de kerk gesloopt in verband met de aanleg van de Atlantikwall.
Na de bevrijding werkte pastoor Van der Burg energiek aan het herstel van zijn parochie. Al in november 1945 diende hij hier de mis weer op, voorlopig in het gymnastieklokaal van de toenmalige lagere school voor jongens en meisjes Sint Jozef in de Van den Eyndestraat 24 (nu: Het Mozaïek voor speciaal basisonderwijs). De pastorie werd tijdelijk gehuisvest in een huurhuis naast de school, op het Frederik Hendrikplein 43. Het was uiteraard geen ideale situatie. Want in de gymzaal konden slechts zo’n 200 personen terecht, waardoor de zondags ter mis verschenen parochianen tot ver in de gang stonden. Om die reden werd in augustus 1947 begonnen met de bouw van een tijdelijke kerk op de kaalgeslagen vlakte nabij de Houtrustbrug (later kwam op die plek een tankstation, inmiddels alweer jaren terug vervangen door appartementen). Dit kerkje bood plaats aan ruim 600 personen en kon in maart 1948, een week voor Pasen, in gebruik worden genomen. Bij de bouw zijn toen uitsluitend afbraakmaterialen benut: die waren in de buurt ruimschoots voorhanden.
In juni 1954 werd begonnen aan de bouw van een “echte” kerk aan het Stadhoudersplantsoen. Het ontwerp daarvan was (evenals dat van de noodkerk) toevertrouwd aan Molenaars zoon, Nicolaas jr. (1892-1973). De nieuwe kerk, die tegen de 750 zitplaatsen had, kon op eerste kerstdag 1955 in gebruik worden genomen. “Welk een contrast met het Kerstfeest dertien jaar geleden,” memoreerde pastoor Van der Burg bij die gelegenheid, aldus Het Binnenhof van 27 december 1955. “Dat was de laatste nacht, doorgebracht in de vroegere, zo majestueuze Godstempel. De tempel werd tot puin, de gelovigen raakten verstrooid: het was aan twijfel onderhevig of de parochie van de HH Martelaren van Gorkum nog ooit tot nieuw leven zou komen. En zie: een nieuwe godstempel verrees, welke de schoonheid van de vorige kan evenaren. [Het leidt] tot innige dankbaarheid ten opzichte van Hem, die ons dit wonderschone resultaat deed bereiken.”
Van der Burg, buiten gehoorsafstand door zijn parochianen joviaal aangeduid als “pastoor Piet”, bleef zich tot 1961 aan hun zielzorg wijden. Die inzet bleef in Rome niet onopgemerkt en in 1959 verhief paus Johannes XXIII hem tot zijn geheim kamerheer (een eretitel die tot 1968 heeft bestaan en toen gewijzigd werd in die van kapelaan. De hieraan verbonden aanspreekvorm is monseigneur.) Eerder dat jaar was Van der Burg al benoemd tot ridder in de Orde van Oranje Nassau. Zijn opvolger in de parochie van de Heilige Martelaren van Gorkum werd pastoor Franz Bernefeld (1908-2001), die zich in zijn vorige standplaats, Roelofarendsveen, had laten kennen als een voorstander van verandering en vernieuwing. Desondanks viel het tij van de toenemende ontkerkelijking sinds het midden van de jaren 1960 niet meer te keren. Afname van het aantal gelovigen, althans waar het de kerkgang betrof, deed zich sterker en sterker gelden. Ook de parochie van de Heilige Martelaren van Gorkum ontkwam hier niet aan. Pastoor Bernefeld ging in 1978 met emeritaat. Van zijn opvolgers wordt nog genoemd pastoor Ruud van der Borg (1928-1995), die slechts enkele jaren in functie was alvorens hij “opgebrand” overleed.
Tien jaar later sloot de indertijd met zoveel vreugde geopende kerk aan het Stadhoudersplantsoen 28 noodgedwongen de deuren. Het gebouw, dat al jaren op de nominatie staat om gesloopt te worden en diverse tijdelijke bestemmingen heeft gehad, dient sinds 2015 tot het indoor trampolinepark Planet Jump.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!