Statenkwartier van toen: De zomerse strandtaferelen van Cees Koppenol

door Karel Wagemans

Bij de tijdgenoot was hij vooral bekend vanwege zijn boereninterieurs en -erven, waarop zelden een gans ontbrak. Hij dankte er de bijnaam “de ganzenschilder” aan. Cornelis – kortweg Cees – Koppenol (1865-1946) behoorde tot de tweede lichting van de Haagse School. Zijn talenten werden al vroeg (h)erkend en hij was nog maar acht, toen hem bijzondere toestemming werd verleend om de tekenlessen aan de Academie van Beeldende Kunsten alhier te volgen. Later kreeg hij er ook nog schilderles van Julius van de Sande Bakhuyzen, die als vroege vertegenwoordiger van de Haagse School veel waardering oogstte met zijn landschappen. Nadien kwam Koppenol al vrij snel terecht bij de in 1883 opgerichte Haagse plateelbakkerij Rozenburg, die tot 1916 heeft bestaan en furore wist te maken met het broze eierschaalporselein. Koppenols buitengewone tekenvaardigheid en originaliteit kwam hem daar goed van pas en zijn geheel eigen inbreng werd al in 1888 in de krant geroemd. Ook de Delftse aardewerkfabriek De Porceleyne Fles maakte indertijd graag van zijn talenten gebruik.

Eind jaren 1890 begon Koppenol tevens naam te maken als illustrator van jeugdboeken. De dichtende dominees van zo’n kwart eeuw eerder hadden ondertussen het veld geruimd voor een contingent schrijvende schoolmeesters, wier doelgroep de lezende jeugd van toen was. Uit hun midden stammen namen als C. Joh. Kieviet en Tine van Berken, die nog lang zouden blijven doorklinken. Koppenol heeft verschillende van hun boeken van sfeervolle tekeningen voorzien. Als voorbeelden mogen gelden Het Slot op den Hoef uit 1897 van Kieviet en Kruidje-roer-me-niet uit 1899 van Tine van Berken, die overigens in datzelfde jaar aan een longaandoening overleed.

Van 1896 tot 1910 gaf Koppenol bovendien nog tekenles aan de Academie van Beeldende Kunsten, voor hem dus vertrouwd terrein. Een van zijn leerlingen uit die dagen was de latere kunstschilderes Anna Lehmann (1876-1956). Zij komt straks nog in een ander verband ter sprake.

 

Koppenols eerste schilderijenexpositie vond begin 1903 plaats in kunsthandel Van Gogh op de Kneuterdijk. In 1999 wijdde het (toenmalig) Veluws Museum te Harderwijk nog een overzichtstentoonstelling aan het gehele oeuvre van de in 1946 gestorven kunstenaar. Het is vooral de speling van licht en schaduw in zijn schilderijen, die Koppenol direct herkenbaar van anderen onderscheidde, zo schreef kunstkenner Joan van Aalst in 1947 in het maandblad Die Constghesellen. Hij roemt in dat verband mede de kleurenkracht en -pracht van diens werk. Lichtval en kleur kenmerken ook Koppenols Scheveningse strandtaferelen. Deze werden door hem op doek gezet na zijn terugkeer uit de kunstenaarskolonie Nunspeet, waar hij van 1910 tot 1913 met vrouw, zoon en dochter verbleef. Koppenol richtte zijn artistieke aandacht ginds vooral op het landleven en menige Veluwse koe is toen door hem vastgelegd.

Na een jaar Kranenburgweg 13 als adres te hebben gehad, verhuisde de familie in mei 1914 naar de Helmstraat 15. Dat huis was sinds de oplevering in 1906 bewoond geweest door Jan Akkeringa (1861-1942), evenals Koppenol kunstschilder en lid van Pulchri, Het kan dus niet missen of die twee hebben elkaar gekend en zo zal Koppenol ook wel aan zijn nieuwe woning zijn gekomen. In de omgeving van de Helmstraat vond Akkeringa, naar is vastgelegd, de inspiratie voor zijn werk: de duinen, de zee en de Scheveningers zelf. Het Statenkwartier was toen uiteraard nog een wijk in wording. Tegen de tijd dat Koppenol er kwam wonen, was de bouw ervan vrijwel voltooid. Dat bracht met zich mee, dat het strand meer dan voorheen een ander slag gebruikers ging trekken. Vandaar waarschijnlijk dat de strandtaferelen van Koppenol, die evenals de vorige bewoner inspiratie uit de omgeving putte, anders dan die van Akkeringa, vooral gericht zijn op de dagrecreatie.

 

 

Na een jarenlange reeks van slechte zomers (behoudens dan die van 1914, toen het badseizoen abrupt eindigde door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog) werd het pas in 1917 beter strandweer. Het Dagblad van Zuid-Holland en ‘s-Gravenhage van 19 juli van dat jaar vermeldt althans: “Het is dan ook voller dan ooit te Scheveningen, waar […] het strand aan de zuidzijde van de haven een vroolijk kamp gelijkt, waar heel de wereld komt feestvieren.” Dat diezelfde wereld op dat moment in bloed en tranen was gedompeld, ontging de journalist blijkbaar! Hoe dan ook de stranddrukte, met de driekleur en de badkoetsen op Koppenols hierbij afgebeelde schilderij plaatsen dit (ongedateerde) doek waarschijnlijk in dat zomerse jaar. Dat de mode in die dagen veranderingen onderging wordt uit de andere drie duidelijk, maar ezeltje rijden en een ijsje halen op het strand zou nog decennialang populair blijven.

Advertentie in het Nieuwsblad voor den Boekhandel, d.d. 12-12-1916

Zijn toegenomen activiteit als kunstschilder betekende niet dat Koppenol zijn overige vaardigheden liet versloffen, zoals uit een advertentie uit 1916 blijkt. Samen met zijn zoon, die zich inmiddels ook tot een vaardig tekenaar had ontpopt, liet hij daarin weten dat zij beschikbaar waren voor illustratieve opdrachten van gevarieerd karakter. Zoon Willem Hendrik (1891-1959) liet het echter uiteindelijk bij de illustraties van zo’n tien jongens- en meisjesboeken, die tussen 1913 en 1918 verschenen. Daarna voorzag hij in zijn levensonderhoud als boekhandelaar. Ook Koppenols dochter Sophia (1897-1979) toonde aanvankelijk artistieke aspiraties, maar ging uiteindelijk heel prozaïsch typeles geven. 

Een groot verdriet overkwam de familie toen Clasina Vogels, de vrouw des huizes van Helmstraat 15, in maart 1919 overleed: slechts 50 jaar oud. Het was niet de eerste keer, dat zich op dat adres zo’n treurige gebeurtenis voltrok. Ook Mien Reedijk, de vrouw van Jan Akkeringa en eveneens de moeder van twee kinderen, was er in december 1909 gestorven. Zij werd maar 43 en was dus zelfs nog jonger dan Clasina. Cornelis Koppenol zou nog drie jaar in de Helmstraat blijven wonen, alvorens in de zomer van 1922 naar de toen pas gebouwde Egelantierstraat in de Bomen- en Bloemenbuurt te verhuizen.

Nadat hij in 1927 was hertrouwd met de eveneens schilderende Anna Lehmann (zij werd hiervoor al even genoemd) vestigde hij zich opnieuw in Scheveningen. Dit keer aan de Badhuisweg 185. Reeds twee maanden na zijn overlijden in september 1946 oordeelde een bezoeker van een mede aan Koppenol gewijde speciale tentoonstelling bij Pulchri in het Algemeen Handelsblad van 18 november, dat diens werk beelden opriep “van een voorbij tijdperk, dat romantisch was, berustend, zonder felle bewogenheid.” 

En een tijd die (helaas, zou je bijna zeggen) ook nooit meer is teruggekeerd.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.