Statenkwartier van toen: De inlossing van een ereschuld
door Karel Wagemans
Civiel ingenieur Gerhard Sietse Vrijburg (1905-1989), in de wandeling At genoemd, werd geboren als zoon van Friese ouders. Maar zijn eigen wieg stond op Java, waar zijn vader Bouwe als veearts in dienst was van het toenmalige Nederlandse koloniale bestuur. Na zijn afstuderen trouwde Vrijburg eind 1928 te Batavia (het huidige Jakarta) met Anna van Heeckeren van der Schoot (1910-2001). Een fraaie dubbele achternaam, in 1905 gecreëerd en een combinatie van de beide achternamen van haar ouders. Tijdens de Japanse bezetting volgde Vrijburgs internering in kamp Tjimahi op West-Java. Zijn vrouw en vier kinderen ontkwamen aan dit lot, zij het dat zij wel huisarrest kregen. Die maatregel zou te danken zijn geweest aan de omstandigheid, dat de voorouders van Anna’s grootmoeder, een freule De Kock, zich al zo’n anderhalve eeuw eerder in de Oost gevestigd hadden. Dat gold niet voor Vrijburgs eigen ouders, die er pas tegen 1895 terechtkwamen. Zijn toen al zieke moeder is begin december 1943 in het interneringskamp gestorven.
Na de Japanse capitulatie in augustus 1945 wist het Nederlandse gezag zich niet langer te handhaven; het zou uiteindelijk in 1949 tot de erkenning van de republiek Indonesië leiden. Hoewel uit Vrijburgs huwelijk in de naoorlogse periode nog twee kinderen geboren zijn, hield de relatie met zijn vrouw geen stand. In 1954 vertrok zij met alle zes hun kinderen naar Nederland. Tot samenleving van de twee is het later niet meer gekomen, hoewel het tot 1970 zou duren alvorens de echtscheiding plaatsvond. Vrijburg zelf repatrieerde eind 1957. In Nederland was hij tot aan zijn pensionering als planoloog werkzaam bij het ministerie van Volkshuisvesting. Vanaf het midden van de jaren 1960 woonde hij op de Viviënstraat 68. Het is ruim 20 jaar zijn adres gebleven. Hij had inmiddels een nieuwe partner, Gerrie Koopmans, in 1915 te Bandung geboren en weduwe van de in 1943 in Japanse krijgsgevangenschap omgekomen Georg Röhner. Bij haar dood eind december 1972 liet Vrijburg door middel van haar overlijdensadvertentie in De Telegraaf weten, dat zij “meer dan 25 jaar” zijn stralende levensgezellin, inspiratiebron en steun en toeverlaat was geweest. Samen hebben zij bergen werk verzet om de eerste nationale herdenking van de Japanse capitulatie 25 jaar na dato – op 15 augustus 1970 – tot een grootse en indrukwekkende manifestatie te maken.
Zoals Vrijburg in oktober 1969 tegen een verslaggever van het Algemeen Handelsblad opmerkte: “Elk jaar worden in Nederland op 4 mei de doden van de Tweede Wereldoorlog herdacht, maar de 15e augustus, de dag waarop wij daarginds werden bevrijd, wordt nooit herdacht. Daarom willen wij nu een eenmalige herdenking volgend jaar, als we 25 jaar bevrijd zijn. Eénmaal onze offers onder de aandacht van ons volk brengen; dat is toch niet teveel gevraagd?” In zijn visie zou daarmee een ereschuld worden ingelost. Vrijburg stond bekend als een goed organisator en dat was hier ook wel een eerste vereiste. Want na de keuze voor Den Haag als locatie, werd besloten om behalve de herdenkingsbijeenkomst in het toen nog zo genoemde Congresgebouw (nu het World Forum), tevens een 5-daagse Indische markt op de Frederik Hendriklaan en Aert van der Goesstraat te houden: ook een idee van Vrijburg. Voor die – inmiddels legendarische – Pasar Baru stond “het halve Haagse Statenkwartier op zijn kop”, schreef Het Parool indertijd. De immense administratie, die dit allemaal met zich meebracht, was in handen van Vrijburgs partner, Gerrie Koopmans. Diverse deeltaken werden toevertrouwd aan een groot aantal vrijwilligers, dat zich daarvoor beschikbaar had gesteld. Onderlinge beraadslagingen en besprekingen vulden in die tijd vele avonden bij de Vrijburgs thuis in de Viviënstraat. En op 15 augustus 1970, een zeer zonnige dag, was het dan zover!
Bij de planning was er rekening mee gehouden, dat bij het officiële gedeelte van de herdenking zeker 10.000 personen aanwezig zouden zijn. Om die op te kunnen vangen werden er op het parkeerterrein van het Congresgebouw met klapstoeltjes ruim 6.000 zitplaatsen gerealiseerd, terwijl er ruimte werd vrijgelaten voor nog eens over de 3.000 staanplaatsen. De herdenkingsplechtigheid nam ongeveer 3 uur in beslag en werd afgesloten met het Wilhelmus. Hierna kon de inwendige mens worden versterkt in de parkeerkelder van het Congresgebouw. In het gebouw zelf werden films gedraaid en diavertoningen gegeven (uiteraard in relatie tot Indië) en waren er onder meer muziekoptredens van Indische bandjes. Anders dan premier De Jong en burgemeester Marijnen onderbrak koningin Juliana wél haar vakantie om het programma van die dag te kunnen bijwonen. Prins Bernhard, die haar anders zeker had vergezeld, bleef wegens medische klachten in het Italiaanse Porto Ercole achter. Ook prinses Beatrix en prins Claus gaven acte de présence, evenals de ministers Witteveen (Financiën) en Klompé (Cultuur). Onder de speciale genodigden bevond zich de Indonesische ambassadeur Taswin Natadiningrat. Een zeer warm onthaal viel de laatste gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, jonkheer Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, te beurt. Dit herhaalde zich toen hij drie dagen later een bezoek aan de Pasar Baru op de Frederik Hendriklaan en Aert van der Goesstraat bracht en daar samen met zijn vrouw in een betjak werd rondgereden. Zij waren slechts twee van de naar schatting 170.000 bezoekers in die week.
Het bord met Nasi Rames, dat tegen de betaling van een tientje en inlevering van een daarvoor verkregen bon in de met bloemen en planten opgefleurde parkeerkelder van het Congresgebouw verkrijgbaar was, viel letterlijk goed in de smaak. Achteraf bleek dat er 4.300 porties gretig waren weggewerkt. In het geval van prins Claus zelfs “pijlsnel”, zoals een verslaggever van het Algemeen Dagblad opmerkte, die tevens noteerde dat koningin Juliana haar portie van een “extra klodder sambal” voorzag. De verantwoordelijkheid voor de maaltijd droegen Geertrude Huberta Amade (1901-1989) en haar man Johan Henri van der Capellen (1882-1971), binnen de Indische gemeenschap beter bekend als Tante Truus en Paatje. Tijdens de Japanse bezetting had zij in Bandung de leiding over de gaarkeukens daar en aldus ruimschoots ervaring opgedaan in de bereiding van grote hoeveelheden. Sinds juli 1950 in Nederland introduceerde zij hier zo’n twee jaar later bij Splendid op de Badhuisweg de Nasi Rames als nieuwe schotel. Een culinair-historische gebeurtenis kunnen we nu wel zeggen, want die minirijsttafel staat tegenwoordig in vrijwel elk Indisch restaurant op de kaart!
De door Vrijburg als eenmalig bedoelde herdenking van de Japanse capitulatie, waarmee de Tweede Wereldoorlog ook in Azië beëindigd werd, zou de eerste stap blijken te zijn op de weg naar de totstandkoming van het Indisch Monument bij de Waterpartij. Op 15 augustus 1988 door koningin Beatrix onthuld, wordt op deze locatie nu jaarlijks stilgestaan bij het lijden dat oorlog en bezetting over Indië hebben gebracht. Een laatste taak die Vrijburg zich nog had gesteld, was een weergave van de voornaamste gebeurtenissen uit die donkere dagen met afsluitend een verslag over de nationale herdenking van 1970. Dat verscheen in boekvorm onder de titel Een ereschuld ingelost en was voorzien van een kort nawoord van prins Bernhard. Deze kreeg op 5 december 1972 het eerste exemplaar van het boek overhandigd op paleis Soestdijk. Daarna vervolgden de Vrijburgs hun reis naar Beieren, waar Gerrie opgenomen werd in een kliniek voor ongeneeslijke kankerpatiënten. Zij is er niet meer uitgekomen. Vrijburg zelf overleed in 1989 te Winterswijk, de woonplaats van zijn oudste dochter Joke.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!