Politici

door Karel Wagemans

De Geer in zijn werkkamer, 1940 (HGA)

Waar het Statenkwartier in letterlijke zin altijd een onkerkelijke buurt is geweest, kan het misschien opmerkelijk worden genoemd dat relatief veel politici van christelijke snit er hun woning vonden. Van de Christelijk-Historische Unie (CHU), een partij die in 1980 in het CDA is opgegaan, wordt hier als eerste jonkheer Dirk de Geer (1870-1960) genoemd, de weinig strijdbaar ingestelde minister-president op het moment van de Duitse inval in 1940. Hij woonde van 1914 tot 1942 aan de Prins Mauritslaan 61. Na de bevrijding kreeg hij zware kritiek te verduren vanwege zijn slappe houding tijdens de oorlogsjaren. Kamerlid en partijvoorzitter van de CHU, Hendrik Tilanus (1884-1966), woonde vanaf 1929 – met een onderbreking tijdens de oorlog – tot aan zijn overlijden aan de Statenlaan 125. Zijn zoon, Arnold Tilanus (1910-1996), bracht het later eveneens tot voorzitter van de CHU.

Freule Wttewaall, 1963 (HGA)

Hun beider partijgenote en sinds 1945 lid van de Tweede Kamer, freule Christine (“Bob”) Wttewaall van Stoetwegen (1901-1986), woonde van 1922 tot 1941 aan de Statenlaan 137. Landelijke populariteit verwierf zij zich in 1970 door bij een inmiddels tot laat in de nacht gevorderd parlementair debat uit te roepen: “Het is gekkenwerk!”

Van een geheel ander slag was de ooit beruchte Mathilde Westmeijer (1874-1945), die centraal stond in de zogenaamde lintjesaffaire van 1909. De oprichter van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), Abraham Kuyper, verspeelde er zijn politieke krediet mee. Hij zou via haar grote geldbedragen hebben ontvangen van personen die vlasten op een koninklijke onderscheiding in de vorm van een lintje. Door te dreigen met nog meer belastende onthullingen wist Mathilde de staatsman in de loop der tijd veel geld af te persen, waarvan zij een luxeleventje leidde. Zij woonde van 1927 tot 1943 in de Van Beuningenstraat 9, een huis dat daarna is gesloopt vanwege de aanleg van de Atlantikwall.

Kuypers plaats als voorman van de ARP werd sinds 1922 ingenomen door Hendrik Colijn (1869-1944). Mathildes pogingen om haar chantage bij hem voort te zetten faalden. Voor de kiezers was Colijn jarenlang hét gezicht van de partij, die in 1980 eveneens opging in het CDA. Tijdens het interbellum was hij vijf maal minister-president. Het door hem gevoerde starre bezuinigingsbeleid in de vooroorlogse crisisjaren kostte hem echter een groot deel van zijn politieke aanhang.

Colijn (zittend) en Oud, 1935 (HGA)

Colijn woonde van 1925 tot 1941 in een kapitaal pand aan de Stadhouderslaan 151. In juli van laatstgenoemd jaar werd hij op dit adres door de Duitsers opgepakt om uiteindelijk in Thüringen te worden geïnterneerd. Hij is daarginds in 1944 aan een hartaanval overleden. Zijn villa aan de Stadhouderslaan, in het gedeelte dat nu Eisenhowerlaan heet, werd eveneens gesloopt voor de aanleg van de Atlantikwall. Als minister van Financiën onder Colijn was Pieter Oud (1886-1968) eveneens een voorstander van fikse bezuinigingen. Hij woonde sinds 1918 in het Statenkwartier: eerst in de (2e) Antonie Heinsiusstraat 87, vervolgens op nummer 85 en vanaf 1933 in de Van Aerssenstraat 9. Na zijn benoeming tot burgemeester van Rotterdam in 1938 verhuisde hij naar die stad. Als medeoprichter van de VVD was hij van 1948 tot 1963 fractievoorzitter van die partij in de Tweede Kamer. Zijn meer verborgen leven werd onthuld in Vrouw in de schaduw van Dorinde van Oort uit 2006. Hij was de broer van architect Ko Oud, die onder meer het gebouw van het huidige World Forum ontwierp.

Posthuma, 1935 (HGA)

Waren Colijn en Oud als bewindslieden in de crisistijd weinig populair, voordien had Folkert Posthuma (1874-1943), als partijloos liberaal minister van Landbouw, zich tijdens de Eerste Wereldoorlog zelfs gehaat gemaakt vanwege de toen door hem uitgevaardigde distributiemaatregelen. Zijn huis in de Antonie Duyckstraat 94 stond in die dagen onder permanente politiebewaking. Posthuma die er van 1914 tot 1942 heeft gewoond, ontpopte zich in de jaren 1930 tot aanhanger van het nationaal-socialisme. Hij werd om die reden enkele maanden na zijn vertrek uit het Statenkwartier door het verzet geliquideerd. Ook de vroegere dominee Coenraad van der Voort van Zijp (1871-1935) raakte in de jaren 1930 besmet met het fascistisch gedachtegoed, na jarenlang in de Tweede Kamer de ARP te hebben vertegenwoordigd. Hij woonde van 1911 tot 1925 aan de Van Boetzelaerlaan 53. In 1923 speelde Van der Voort van Zijp een actieve rol bij de totstandkoming van het nationaal huldeblijk, dat koningin Wilhelmina toen ter gelegenheid van haar 25-jarig regeringsjubileum werd aangeboden en vorm kreeg in de restauratie van koor en grafkelder in de Nieuwe Kerk te Delft.

Aalberse verlaat de woning van Colijn, 1933 (HGA)

Als vooraanstaande staatslieden uit katholieke kring kunnen hier Piet Aalberse (1871-1948) en Charles Welter (1880-1972) worden genoemd. Aalberse werd in 1918 de eerste minister van Arbeid in Nederland. Mede door hem kwam een jaar later door middel van de Arbeidswet de achturige werkdag tot stand. Van 1925 tot eind tot eind 1937 had hij zitting in de Tweede Kamer voor de Roomsch-Katholieke Staatspartij. Hij woonde van 1918 tot 1943 aan de Johan van Oldenbarneveltlaan 82. Zijn geloofsgenoot Welter is vier maal minister van Koloniën geweest, van 1937 tot 1941 voor het laatst. Hij toonde zich reeds toen, maar ook later als kamerlid, een verklaard tegenstander van een onafhankelijk Indonesië. Welter had daarginds lange tijd als bestuursambtenaar gewerkt en zijn huis aan het Statenplein 10, waar hij met een onderbreking tijdens de oorlog van 1931 tot aan zijn dood woonde, zat – zoals bezoekers konden constateren  – nog boordevol met herinneringen aan die dagen.

Oproep om op Welter te stemmen voor het behoud van Indië (1948)

Tot de VVD behoorde Hans van Houten (1907-1996), die van 1957 tot 1964 op de Johan van Oldenbarneveltlaan 61 woonde, vele jaren eerder het adres van het schildersechtpaar Albert Roelofs en Tjieke Bleckmann. Van Houten werd indertijd in de krant aangeduid als “sympathiek diplomaat met strijdbare groorvader”. Die grootvader was Samuel van Houten van de bekende Kinderwet uit 1874. De kleinzoon was van 1959 tot 1963 staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, waar zijn aangetrouwde neef Joseph Luns van 1956 tot 1971 als minister de scepter zwaaide. De vrouwen van beide mannen waren namelijk volle nichten van elkaar. Van Houten werd eind 1964 tot ambassadeur in Wenen benoemd en verliet toen Den Haag. Hij overleed in Zwitserland.

Van Houten

Het kan wellicht enige verbazing wekken, dat in de vooroorlogse jaren ook drie kopstukken uit de Sociaal-democratische Arbeiderspartij (SDAP), de voorloper van de huidige PvdA, een huis in deze ook toen al dure wijk betrokken. Pieter Jelles Troelstra (1860-1930) , medeoprichter van de SDAP, woonde er van 1916 tot 1919 aan de Johan van Oldenbarneveltlaan 44. Na diens mislukte en in brede kring veroordeelde oproep tot omverwerping van de bestaande orde trof zijn partijgenoot Willem Albarda (1877-1957) hem daar in november 1918 totaal overspannen op de vloer van de studeerkamer aan, almaar uitroepend: “Ik maak er een eind aan!” Albarda, vanaf 1925 Troelstra´s opvolger als fractievoorzitter in de Tweede Kamer en in 1939 de eerste “rooie” in Nederland met een ministersfunctie (Waterstaat), woonde zelf van 1917 tot 1930 in de Van Aerssenstraat 68.

Troelstra spreekt zijn aanhangers toe, december 1917 (HGA)

Een derde partijlid was Willem Drees (1886.-1988), die van 1917 tot 1942 in de Van Bleiswijkstraat 58 heeft gewoond. Vanaf 1919 was hij Haags wethouder om in 1933 lid van de Tweede Kamer te worden. Drees heeft na de oorlog vier maal de functie van minister-president bekleed. Zijn naam blijft onverbrekelijk verbonden aan de totstandkoming van het ouderdomspensioen. Zoon Willem Drees jr. (1922-1998) was in de jaren 1970 fractievoorzitter in de Tweede Kamer van de nieuw opgerichte partij van de Democratische Socialisten (DS’70), na evenals zijn vader bedankt te hebben als lid van de PvdA.

Drees met moeder. vrouw en kinderen, 1927 (HGA)

Twee politici van latere datum behoren tot de meer recente inwoners van het Statenkwartier. CDA-er Wim Deetman (geb. 1945), voordien minister van Onderwijs en later voorzitter van de Tweede Kamer, werd in 1996 tot burgemeester van Den Haag benoemd en betrok toen een woning aan het begin van de Statenlaan. Deetmans opvolger als Haags burgemeester was van 2008 tot 2017 de VVD-er Jozias van Aartsen (geb. 1947), die eerder de functie van minister van Landbouw en naderhand die van Buitenlandse Zaken vervulde. Hij woont sinds jaar en dag in het tweede gedeelte van het Frankenslag. Eén van hun voorgangers als Haags burgemeester was Henri Kolfschoten (1903-1984), door vrienden en bekenden Hans genoemd. Hij bekleedde het ambt van 1957 tot 1968 en was daarmee de eerste katholiek in die functie sinds 1576. Ten tijde van de naoorlogse zuiveringen was hij minister van Justitie. Van 1925 tot 1942 woonde hij aan het Frankenslag 8.

Burgemeester Kolfschoten met koningin Juliana en prins Bernhard, 1962 (HGA)

4 antwoorden
    • karel wagemans zegt:

      Neen, die werd al eerder genoemd bij de Sportlieden als neef van schaker Hein. Zo’n “overstap” maak ik wel vaker om enige afwisseling in de diverse opsommingen aan te brengen. Maar bedankt voor de oplettendheid!

      Beantwoorden
  1. Jan van Druten zegt:

    Ant.Duyckstraat 96: hier woonde tot 1964 staatssecretaris Adrie van Es, onderminister van de Marine destijds, commandant van Hr.Ms. Karel Doorman. Blies op eigen gezag, als jong luitenant ter zee, de kanonnen van het fort op Texel op, na de capitulatie tegen de wil van generaal Winkelman (opperbevelhebber tijdens invasie in 1940) na de oorlog werd hij in de marine “ijzeren Adrie” genoemd.

    Beantwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.