Statenkwartier van toen: Koninklijke kweek voor Statenplein en -laan
door Karel Wagemans
Halverwege 1906 was de bebouwing van het gehele Statenplein voltooid en die van de Statenlaan aan beide zijden gereed tot voorbij de Frederik Hendriklaan. Maar qua groen bleef het er vooralsnog maar een kale boel. Het vormde voor zo’n dertig bewoners de reden om zich in augustus van dat jaar tot de Haagse gemeenteraad te wenden met het verzoek plein en laan te doen “versieren en beschaduwen” door de aanplant van bomen. Initiatiefnemer tot deze actie was de bewoner van Laanzicht op de Statenlaan 1, Johannes Adrianus van der Star (1864-1944), hoofd van het secretariaat van koningin Wilhelmina. Aangezien de gemeente in het voorjaar van 1903 zestig jonge iepen op het Statenplein had geplant, die nadien allemaal dood waren gegaan, ontving het bewonersverzoek geen gunstig onthaal. Van der Star liet zich daardoor echter niet ontmoedigen en wendde zich eind januari 1907 opnieuw tot de raad. Bij zijn brief was een inmiddels door hem verkregen rapport gevoegd, dat de kans op slagen van het project beslist haalbaar achtte van de Nederlandsche Heidemaatschappij. Die in 1888 opgerichte vereniging was gespecialiseerd in de aanpak van beplanting op schrale grond en mocht zich verheugen in de koninklijke gunst: koningin-moeder Emma was beschermvrouwe, prins Hendrik erevoorzitter. Gezien Van der Stars dienstbetrekking was het benaderen van de Heidemaatschappij voor een deskundig advies dus een voor de hand liggende stap. En dat advies was eigenlijk vrij simpel: ruime en diepe plantgaten graven, die opvullen met de beste compost, en bij het planten van de bomen de wortels met flink veel water aanplempen. Mocht de gemeente van deze aanpak niets willen weten, dan stelde Van der Star voor dat hij en een aantal andere bewoners voor eigen rekening zelf de proef op de som wilden nemen en zich dan tevens garant stelden voor de onderhoudskosten van de aanplant over een periode van vijf jaar. Deden zich geen problemen voor, dan konden de bomen vervolgens in eigendom aan de gemeente worden overgedragen.
Een lucratieve deal zou je zeggen, maar de man die toen nog als hoofdopzichter werkzaam was en per 1 juli 1907 tot directeur der Gemeenteplantsoenen zou worden benoemd, Pieter Westbroek (1863-1926), bleef zich tegen het bewonersinitiatief verzetten. Zeewind en arme bodem maakten een succesvolle uitvoering ervan naar zijn oordeel tot een onmogelijkheid. Van der Stars voorstel werd half mei 1907 in de raad behandeld. De uitkomst was dat de bewoners van Statenplein en Statenlaan voor eigen rekening hun gang konden gaan en als na vijf jaar bleek, dat de bomen er gedijden de gemeente de door hen gemaakte kosten zou vergoeden. Medio oktober 1907 werd conform instructie van de Heidemaatschappij met de aanplant van 156 iepen, een snelgroeiende boomsoort, op locatie begonnen. Een maand later was de klus geklaard. Het werk werd uitgevoerd door de koninklijke boomkwekerij Groenewegen & Zoon uit De Bilt aan wie tevens de verdere verzorging toeviel. Het adres van deze hofleverancier kwam ongetwijfeld ook uit Van der Stars koker. In maart 1911 konden hij en zijn medebewoners de raad berichten, dat de uitgevoerde proef volledig was geslaagd: geen iep was bezweken en ze stonden er allemaal uitstekend bij. De door hen gemaakte kosten ten behoeve van aanplant en onderhoud bedroegen op dat moment ruim 2.300 gulden (vergelijkbaar met zo’n 28.500 euro nu). Dat geld kregen de betrokkenen nog in hetzelfde jaar uit de gemeentekas terugbetaald.
Westbroek had het dus bij het verkeerde eind gehad. En hoewel Van der Star werd omschreven als een man met tact liet hij die volledig achterwege, toen hij in een tussentijds adres aan de gemeenteraad in juli 1909 openlijk zijn twijfels uitsprak over Westbroeks capaciteiten. Na een sneer over de jammerlijke staat van het onder diens verantwoordelijkheid vallende onderhoud van de plantsoenbeplanting op het Statenplein, vroeg hij zich vervolgens af of de aanleg van “lommerrijke lanen” in de nieuwe wijken wel aan de zorgen van deze persoon toevertrouwd kon worden. Had deze immers niet aangetoond daar geen kijk op te hebben? Want anders dan die op voorhand had beweerd, deden de aangeplante bomen op Statenplein en –laan het prachtig! Westbroek bleef echter tot zijn dood in functie als een zeer gewaardeerd gemeenteambtenaar. Het Westbroekpark draagt sindsdien zijn naam. Van der Star verhuisde in 1932 naar de Schouwweg in Wassenaar. Hij was toen nog steeds hoofd van koningin Wilhelmina’s secretariaat. Dat dienstverband werd pas beëindigd als gevolg van de Duitse inval.
Hoewel iepen zo’n 150 jaar of zelfs ouder kunnen worden, hebben de eind 1907 op Statenplein en -laan geplante exemplaren uit de koninklijke boomkwekerij die leeftijd niet gehaald. In de jaren 1970 maakte de gevreesde iepzieke een eind aan hun bestaan.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!