Acteurs en cabaretiers
door Karel Wagemans
Tot de groten van het Nederlandse toneel wordt Eduard Verkade (1879-1961) gerekend. Zijn indertijd vernieuwende aanpak als acteur en regisseur is daaraan niet vreemd. Hij speelde diverse rollen in de stukken van William Shakespeare, waaronder zijn vertolkingen van Hamlet en Macbeth tot de meest geroemde behoren. Verkade trad tevens op in aantal Nederlandse films, onder meer in De zwarte tulp uit 1921. In die (stomme) rolprent naar de roman van Alexandre Dumas speelde hij Cornelis de Witt. Verkade woonde van 1922 tot 1934 aan de Willem de Zwijgerlaan 121. Hij was op dat tijdstip getrouwd met Rie Cramer (1887-1977), nog steeds een vermaard illustratrice. Met behulp van het vele malen herdrukte abc-boekje A is een aapje uit 1936, waarvan ook de rijmregels door de tekenares werden vervaardigd, leerden generaties Nederlandse kleuters de eerste beginselen van het lezen en schrijven.
Verschil in artistiek inzicht leidde tot een breuk in het persoonlijke vlak tussen Verkade en het idool van een vorige generatie, de karakterspeler Louis Bouwmeester (1842-1925). Eén van diens vermaarde rollen was die van Shylock in Shakespeares De koopman van Venetië. Daarmee verscheen hij maar liefst 2000 maal op de planken en er waren zelfs ansichtkaarten met hem in volle uitmonstering voor die rol in de handel. Zijn vierde vrouw, Jeike Bouwmeester-de Boer (1868-1951), verbindt de naam van deze andere grote acteur aan het Statenkwartier. Zij woonde als diens weduwe van 1935-1943 op het Frankenslag 126.
Tot het door Verkade in 1908 opgerichte toneelgezelschap Die Haghespelers trad in 1913 de acteur en latere cabaretier Cor Ruys (1889-1952) toe. Tilly Lus, de toneelnaam van actrice Mathilda Barbiers (1888-1971), met wie Ruys in 1915 trouwde, behoorde eveneens tot dit ensemble. Net als Verkade haalde ook zij het witte doek in enkele vroege (en dus nog stomme) films van Nederlandse makelij. Het acterende echtpaar – waarvan Ruys naderhand in de rol van Potasch in de klucht Potasch en Perlemoer steeds de handen op elkaar kreeg – begon hun bewoning in het Statenkwartier in 1916 in de Van Loostraat 36 en eindigde die (noodgedwongen door de evacuatie) in 1942 aan de Prins Mauritslaan 158. Tussentijds zijn zij meermalen van adres in de wijk veranderd. Zo woonden zij van 1923 tot 1928 aan de Johan van Oldenbarneveltlaan 98. Omstreeks 1920 gebouwd naar ontwerp in functionalistische stijl van de Haagse architect Jan Duiker, werd dit huis nadien – van 1932 tot 1934 – bewoond door het gezin Lier. Naar naderhand bleek op kosten van prins Hendrik, de echtgenoot van koningin Wilhelmina. De prins had namelijk jaren eerder een verhouding gehad met de vrouw des huizes, Mien Wenneker (1887-1973), waaruit in 1918 een zoon was geboren. Met die onthulling zorgde Pim Lier, de zoon in kwestie, als halfbroer van koningin Juliana eind jaren 1970 voor een nationale sensatie. Hij overleed in 2015. Een stuk aardiger dan die vuile was van toen is echter de over Ruys bewaard gebleven anekdote van diens wandelingen door de buurt. Werd hij lopende door wie dan ook gegroet, zelfs al waren dat voor hem totaal onbekenden, dan reageerde hij steevast met een stralend: “Nee maar – hoe gáát ’t zeg? Hoe is ’t thuis? Je moet ’ns kòmme…” Want de acteur beschikte over een buitengewoon slecht geheugen waar het namen of gezichten betrof. En risico’s nam hij maar liever niet!
Van 1922 tot in de jaren 1940 had Ruys ook een eigen ensemble. Op deze foto uit 1926 staat hij vooraan in het midden.
Hoewel zij de planken pas hebben betreden na hun vertrek uit het Statenkwartier, mogen hier ook Caro van Eyck (1915-1979) en Ellen Vogel (1922-2015) niet onvermeld blijven. Het ouderlijk huis van Caro van Eyck, de toneelnaam van Gerarda Taytelbaum, was Duinzicht op Johan van Oldenbarneveltlaan 76, hoek Frankenslag. Dat van Ellen Vogel was Frankenslag 300, hoek Statenlaan. Haar vader, de in zijn tijd als voordrachtskunstenaar zeer geroemde Albert Vogel (1874-1933), overleed op dit adres. Mede vanwege hun eigen Haags-Indische achtergrond bleken Caro van Eyck en Ellen Vogel bij uitstek geschikt om een dragende rol te spelen in twee voor de tv bewerkte romans van Louis Couperus, De boeken der kleine zielen en Van oude menschen, de dingen die voorbijgaan, die in de eerste helft van de jaren 1970 op de beeldbuis zijn uitgezonden.
Eveneens aan het Frankenslag, op nummer 166, heeft van 1923 tot 1925 Jean-Louis Pisuisse (1880-1927) gewoond, die later naar de Johan van Oldenbarneveltlaan 62 verhuisde. Pisuisse wordt in vakkringen beschouwd als de grondlegger van de kleinkunst in Nederland. Tot zijn cabaretgroep behoorden Jenny Gilliams (1892-1927) en – sinds de zomer van 1927 – Tjakko Kuiper (1898-1927), die toen in de Frankenstraat 76 woonde. Jenny Gilliams, in juli van dat jaar met Pisuisse getrouwd, ging een verhouding met Kuiper aan, die zij later weer verbrak. Het vormde voor de afgewezen minnaar aanleiding om op 26 november 1927 eerst de Pisuisses en vervolgens zichzelf dood te schieten op het Amsterdamse Rembrandtplein, waar een theatervoorstelling van het cabaret gepland stond. Het was indertijd een zeer geruchtmakende affaire!
Een zekere binding met het Statenkwartier had ook cabaretier Paul van Vliet (1935-2023), die in 1992 Nederlands ambassadeur van de UNICEF werd. Zijn ouders verhuisden in 1940 naar de Van Hoornbeekstraat 44. Als gevolg van de evacuatie van de wijk dienden zij deze woning begin 1943 alweer te verlaten. Het huis, waar Van Vliet toen als jongetje heeft gewoond, is kort hierna afgebroken. Mede aan zijn gedreven inzet in het begin van de jaren 1970 is het behoud van het Kurhaus te danken, dat toen gesloopt dreigde te worden.
Zie ook: Capitulatie op het Statenplein(14 mei 2024) over Krijn ter Braak en De Nederlandse Agatha Christie (17 november 2023) over Willy Corsari.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!